We bezochten het onlangs geopende Holocaust Museum.
Gevestigd in Amsterdam op de plaats van de voormalige Hervormde Kweekschool.
De plek ernaast is de Creche. Vanuit de Hollandsche Schouwburg aan de overkant, werden Joodse kinderen hier naar toe gesmokkeld en konden dan verder naar onderduikadressen.
De plek is al bijzonder. In de gang van het museum zie je de tram langsrijden. Dat was toen ook al zo. Door die tram toen, konden bewakers de ingang van de Crèche niet zien.
Maar daar wil ik het niet over hebben. Het museum is prachtig opgezet. Met aandacht en vooral heel veel persoonlijke verhalen.
Als je alles zou willen zien, kost het je dagen denk ik. Het is veel.
Voor mij eigenlijk te veel. Ik lees, zie of luister of kijk en op een gegeven moment houdt het op.
Dan kijk ik nog wel maar het dringt niet door. Het is te veel, te erg.
Twee verhalen haal ik er uit:
In die oorlog, in 1944, werden hij en zijn zusje gedeporteerd naar Bergen Belsen. Ze waren daar alleen. Vijf en zes jaar oud.
Sieg overleefde en werd zelfs na de oorlog met zijn moeder herenigd. Maar hij was voor altijd beschadigd. Zijn zelfportretten tonen altijd twee gezichten, waarvan een afgewend.
Het tweede verhaal is dat van de familie Mendes da Costa. Jacques, Elisa en hun dochtertje Esther. De ouders waren niet meer zo jong, ze hadden heel lang op Esther moeten wachten.
Zij besloten samen, als gezin, uit het leven te stappen. Esther was zes en stierf. De ouders werden bijgebracht. De vader stierf alsnog twee jaar later. Moeder overleefde.
Daarbij zie je dan een foto van Esther en haar armbandje. Op de groei gekocht, met een extra schakeltje.
Het is te veel.